Een (organisatie) antropologische kijk op Covid-19: ‘De IC-capaciteit als thermometer’
Het NOS Journaal geeft dagelijks de cijfers van de IC-capaciteit weer als ‘thermometer voor de Coronacrisis’. Het is een crisis die ons heeft overvallen en ons allemaal aangrijpt, en waarbij de vraag of er voldoende IC-bedden zouden zijn steeds centraal heeft gestaan. Gelukkig ziet het er momenteel naar uit dat de IC-capaciteit voorlopig zal voldoen. Maar hoe komt het dat er zo specifiek naar de hoeveelheid beschikbare IC-bedden gekeken wordt om het slagen of falen in de strijd tegen het Coronavirus te meten? Dat aantal lijkt belangrijker te zijn dan het aantal besmettingen, ziekenhuisopnamen en sterfgevallen. Als (organisatie)antropologen werden wij door deze vraag getriggerd. Vanuit onze discipline focussen we ons op groepen mensen die samenwerken (bijvoorbeeld in organisaties of beroepsgroepen) en daarbij hun eigen perspectief of frame of reference op de wereld vormen van waaruit ze handelen: met hun eigen taal, terminologie, normen en diepliggende waarden. Kortom, de cultuur van groepen mensen staat centraal: landen, etnische groepen maar ook (afdelingen binnen) organisaties kunnen hun eigen cultuur vormen. Maar bij de coronacrisis lijkt het hogere doel om er hoe dan ook voor te zorgen dat er genoeg IC-bedden zijn. Vanuit dat perspectief zochten we naar een verklaring waarom ‘voldoende IC-bedden’ een hoger doel is geworden zonder dat we daar eigenlijk nog bij stilstaan.
Als je vanuit een antropologische lens naar de benadering van de Covid-19 crisis kijkt, kun je stellen dat het medische en epidemiologische frame of reference vanaf het begin van de crisis zo leidend is geworden dat andere perspectieven steeds meer buitenspel zijn komen te staan. We zoomen eerst in op het Outbreak Management Team (OMT). De adviezen van dit raadgevend orgaan zijn leidend voor de rigoureuze maatregelen en de ‘smart lockdown’ die door het kabinet zijn ingesteld tijdens de Coronacrisis. Daarom is het belangrijk om te kijken welke experts er in het OMT zitten. Het komt erop neer dat het OMT vooral uit medisch specialisten bestaat: artsen, virologen, microbiologen, huisartsen, internisten, infectiologen en experts op het gebied van Intensive Care. We gaan zonder meer uit van de grote deskundigheid van deze mensen – vaak gerenommeerde hoogleraren – en we trekken hun inzet, intenties en expertise in geen geval in twijfel. Maar er is wel een probleem, want een groep medische specialisten baseert zich op een eigen taal en perspectief om betekenis te geven aan de Coronacrisis. Onze premier, andere leden van het kabinet, het parlement maar ook de media hebben de laatste weken heel veel van de taal die door het OMT wordt gebruikt, overgenomen: RO-waarden, sterftepercentages, besmettingsgraden, groepsimmuniteit.
In de antropologie wordt dat effect ‘going native’ genoemd, wat inhoudt dat je je zo onderdompelt in het wereldbeeld en de taal van een bepaalde groep dat je steeds meer een van hen wordt. Hierdoor wordt het steeds moeilijker om weer uit te zoomen om een breder perspectief in te nemen. Het medische OMT-jargon is inmiddels gemeengoed geworden, gelet op de manier waarop onze premier, de media en ondertussen de meerderheid van de bevolking naar de Corona-crisis kijken en erover praten. Voor elke groep experts geldt trouwens dat ze een bepaald jargon gebruiken en bepaalde vragen herhaaldelijk laten terugkomen. Bankiers hebben het over liquiditeit en over stress-test van hun banken en veiligheidsexperts hebben het over surveillance en predictive policing. Die eigen taal en dat denkkader bepalen ook de manier waarop zo’n groep een probleem aanpakt.
Als we nog verder inzoomen lijkt het erop dat binnen het OMT de stem van de IC-specialisten sterk aan kracht heeft gewonnen. De overvolle IC-afdelingen zijn immers het meest zichtbare onderdeel van het medische schouwspel waarin de crisis zich afspeelt. De IC-werkelijkheid bepaalt voorlopig het kader en de taal van het OMT - en daarmee dus de taal van het kabinet, het parlement en de media: het aftellen naar de grens van 2400 IC-bedden vormt de thermometer in de Corona-crisis. Zolang we genoeg bedden kunnen vrijhouden gaan we de goede kant op, en daarvoor moet dus alles op alles worden gezet. De brede maatregelen die genomen worden, de meting van het effect ervan en eventuele beslissingen om de maatregelen te versoepelen of te verzwaren: ze worden allemaal bepaald met de IC-capaciteit in het achterhoofd.
Dat is een probleem, want de Corona-crisis is inmiddels geen IC-crisis meer en zelfs geen medische - of gezondsheidscrisis. Vanaf het moment dat het kabinet gekozen heeft voor de ‘smart lockdown’ is de Coronacrisis een brede sociaaleconomische crisis die naast het gezondheidssysteem vrijwel alle facetten van het maatschappelijk leven raakt. Omdat de problematiek breder wordt, zou er eigenlijk vanuit een breder frame of reference over de crisis moeten worden nagedacht. Bankiers, veiligheidsexperts, onderwijsdeskundigen en nog veel meer experts zouden nu mee moeten denken over slimme oplossingen. Maar nog steeds lijkt de betekenisgeving aan de crisis gedomineerd door het medische OMT-perspectief, overigens zonder dat het OMT dit bewust tot doel lijkt te hebben.
IC-artsen hebben de eed van Hippocrates afgelegd en hun focus op het redden van levens is begrijpelijk en lovenswaardig, en zelfs heldhaftig. Ook de premier en het Kabinet die ‘natives’ lijken te zijn geworden, kunnen daar niet veel aan doen door alle druk en hectiek waarin ze verkeren. En ook de media – die de taal en het perspectief van het OMT hebben opgepakt en versterkt – hebben dit blijkbaar niet in de gaten, al zou je van hen meer reflectie en een bredere blik verwachten. Maar nu we dat geconstateerd hebben, wordt het wel tijd om een breder en meer afgewogen perspectief aan te nemen, waarbinnen het perspectief van het OMT één van de gewaardeerde stemmen vormt. Want hoewel we door de genomen maatregelen er gelukkig in lijken te slagen om voldoende IC-bedden beschikbaar te houden, zijn de consequenties van die maatregelen voor talloze aspecten en sectoren in de samenleving bijna niet te overzien.
Veel mensen raken op dit moment al hun baan kwijt en vragen massaal steun aan bij de overheid. Mensen die nog wel een baan hebben kunnen vaak niet naar kantoor en raken gestrest omdat ze verschillende ballen in de lucht moeten houden: werk in combinatie met thuisscholing en kinderopvang zorgt voor het gevoel ‘op alle vlakken net tekort te schieten’. Kinderen missen al wekenlang hun school en het risico dat kwetsbare kinderen van de radar verdwijnen stijgt met de dag. Sectoren zoals de horeca en de culturele sector lopen klappen op waarbij het de vraag is of ze daar nog overheen komen. Ook de zorgsector zelf ondervindt nu al problemen, omdat mensen met andere klachten zoals hart- en vaatziekten zich nauwelijks nog melden bij hun huisarts of in het ziekenhuis. Het is nu al duidelijk dat er een enorme wachtlijst aan zorg zal zijn wanneer de Corona-crisis voorbij is. Je kunt eigenlijk wel spreken van een algehele maatschappelijke en mentale ontwrichting van de samenleving die tot indirecte gezondheidsproblemen, zowel fysiek als mentaal, en helaas ook tot sterfte zal leiden.
Het is misschien een enigszins gezochte metafoor, maar de maatschappij kun je ook zien als een organisme, een lichaam. Wij als burgers zijn daarvan de cellen, allemaal met verschillende functies, onze verbindingen met elkaar kunnen als zenuwen gezien worden en de economie in onze neoliberale maatschappij (die we nu eenmaal hebben) als het bloed. Een ‘maatschappij als lichaam’ kan ook op de intensive care komen te liggen als de cellen stoppen met werken, verbindingen verbroken worden en het bloed niet meer rondgepompt wordt. Verregaande maatregelen redden individuele levens maar bedreigen het maatschappelijke lichaam, waardoor zeer waarschijnlijk ook individuele levens verloren gaan. Hoewel dit allemaal erg onzeker en moeilijk te overzien is, moeten we er wel naar streven om vanuit een holistisch perspectief beslissingen te nemen.
Het kabinet zou moeten zorgen voor een brede kring van relevante experts binnen het OMT zoals bestuurskundigen, statistici, economen, psychologen, filosofen en onderwijskundigen. Die worden vast en zeker al regelmatig geraadpleegd, maar dan wel altijd door die OMT-lens met de thermometer van de IC-capaciteit op de achtergrond. De inbreng van die andere disciplines wordt dan beperkt door het medisch perspectief, waardoor een echte afweging niet mogelijk is. De stelling ‘het zekere voor het onzekere nemen’ wordt in de huidige crisissituatie vaak gebruikt maar deze gaat bij de Coronacrisis niet op. De vraag is eerder ‘voor welke onzekerheid kies je?’ De medische onzekerheid die voorkomt uit de onbekendheid met het virus of de sociaaleconomische onzekerheid die voortkomt uit de verregaande maatregelen? Tussen die twee onzekerheden moet continu de balans worden gezocht.
Corporate Antroloog Sander Merkus & Maaike Broos, filmmaker en Corporate Antropoloog
23 april, 2020